Als je ict-ondernemer Ernst Nijkerk googelt op afbeeldingen, kom je hem maar twee of drie keer tegen, altijd met anderen en het liefst een beetje opzij. Interviews zijn onvindbaar, hooguit wordt hij hier en daar genoemd als één van de oprichters van het Blauwe Fonds (voor de emancipatie van seksuele diversiteit). Wel verschijnt steeds een kopregel van de Quote 500. Daarin staan hij en zijn broer Richard al jaren ongeveer halverwege. Volgens de lijst zijn ze goed voor zo’n 150 miljoen.
Ook voor dit interview wilde Ernst Nijkerk niet op de foto. Eigenlijk wilde hij helemaal niet worden geïnterviewd: hij heeft er een maand lang over geaarzeld. Dat hij er toch mee heeft ingestemd, komt door het onderwerp van het gesprek. Buurtcentrum De Mussen in de Haagse Schilderswijk, is dat. Daar zitten we deze middag met z’n vieren: Ernst Nijkerk, coördinator jeugdwerk Mieke Kuipers van De Mussen, Janneke Gilsing van het Haagse Mauritshuis en de verslaggever.
We hebben een vergaderkamertje op de eerste verdieping, bij binnenkomst werden we aan de balie opgevangen door vrijwilligers van verschillende nationaliteiten, die meteen koffie en thee aanboden. Aan de muur hangen geschilderde zelfportretten van kinderen uit de buurt, dezelfde portretten die als illustratie zijn gebruikt bij dit artikel. En die mogelijk zijn gemaakt door donaties van Ernst Nijkerk. Eerder gaf hij geld aan de ‘kunstwerkplaats’ voor kinderen in het Mauritshuis. Bedragen noemt hij liever niet.
Mieke Kuipers: „In het begin kregen wij te horen: het gaat om een anonieme sponsor. Toen kenden we elkaar nog niet.” Ernst Nijkerk: „Ik wil niet op de voorgrond treden: dat heeft weinig toegevoegde waarde. Dat ik hier nu toch zit, komt doordat ze me hebben overtuigd dat publiciteit het buurthuis kan helpen.”
Ernst Nijkerk, een boomlange, fit ogende vijftiger, woont in Wassenaar. Het bedrijf van hem en zijn broer Richard, Nijkerk Holding, is indertijd begonnen door hun vader. Thuis leerde hij het belang van liefdadigheid, vertelt hij meteen, bijna alsof hij zich ervoor wil excuseren: „Mijn moeder deed aan fundraising voor musea toen dat nog geen bekend verschijnsel was, als kind krijg je daar een tik van mee.” Zijn eerste initiatief was Vondelpark Open, een golftoernooi waarvan de teams werden verkocht aan bedrijven. Van de opbrengst werden (en worden, het toernooi bestaat nog steeds) objecten in het park opgeknapt. Toen studeerde hij nog.
Vandaag is hij, zoals vaker, komen fietsen. Van Wassenaar naar De Mussen in hartje Schilderswijk is dat een kilometer of tien, twaalf. Wat ziet hij als hij aankomt? „Een levendige buurt, met veel winkels, veel reuring en jongelui. Er zijn grote problemen, maar op straat merk je dat niet meteen. En als ik hier binnenstap – ik let altijd goed op als ik ergens binnenkom, hoe je ergens wordt ontvangen leert je binnen één, twee minuten in wat voor club je terecht bent gekomen – dan zie ik een organisatie zonder vet op de botten, waar iedereen hartelijk wordt begroet, waar mensen de mouwen opstropen en aan het werk gaan. Ik heb daar veel respect voor.”
Schilderles, met echte olieverf
Hij gaat altijd even kijken, zegt hij, voordat hij antwoord geeft op het verzoek om een financiële bijdrage. In dit geval: geld voor de ‘kinderkunstschool’, een samenwerkingsproject van het Mauritshuis met De Mussen. Kinderen van een basisschool uit de buurt komen een paar maanden lang één keer per week naar De Mussen, om te leren over kunst in de Gouden Eeuw. Tegelijk, of eigenlijk vooral, krijgen ze dan schilderles. Aan het eind worden hun zelfportretten, echte olieverf op doek, een dag lang geëxposeerd in het Mauritshuis, ouders en andere familie zijn welkom bij de vernissage. Dankzij nog een extra donatie, twee ton voor een periode van vier jaar, kan het project straks worden uitgebreid naar meer scholen.
Als ik vind dat de gemeente er te weinig geld in stopt, wil ik weten hoe dat komt
Ernst Nijkerk
Ernst Nijkerk: „Als ze me hadden gevraagd om bij te dragen aan de kosten van een schilderij, had ik dat denk ik niet gedaan. Maar dit is iets heel anders, hiermee lever je een bijdrage aan de integratie. Want laten we eerlijk zijn: die verloopt niet goed – en daar ben ik best ongerust over.” Mieke Kuipers: „Vaak komen de kinderen hier nauwelijks de buurt uit. Laat staan dat ze naar het museum gaan.” Janneke Gilsing: „Op de dag van de expositie leiden ze hun ouders rond in het museum. Ze zijn dan al een keer eerder geweest, dus ze kennen de weg. De eerste expositie was vier jaar geleden, toen kwam er maar weinig publiek, het was nog wennen. De laatste keer zag je niet alleen ouders, maar ook ooms en tantes en buren meekomen: een paar honderd mensen.”
Ernst Nijkerk komt steeds vaker bij De Mussen. „Dan praten we over waar ze mee bezig zijn en wat daarbij de problemen zijn. Ik probeer een stukje van mijn ondernemerschap over te brengen: hoe vind je andere geldpotjes, wie kun je nog meer benaderen, wat moet je vooral niet doen. En als ik vind dat de gemeente er te weinig geld in stopt, wil ik weten hoe dat komt.”
En dan stapt u naar de burgemeester?
„Bijvoorbeeld.” Mieke Kuipers: „Dat is al een paar keer gebeurd.” Ernst Nijkerk: „Maar dat doe ik pas als het echt nodig is. Ik wil dan precies weten wat er aan de hand is. En of daar wat aan gedaan kan worden.”
U geeft meer geld weg, maar dit is uw dankbaarste project, zei u eerder. Waarom?
„Omdat… Als ik zie wat hier met zo weinig middelen allemaal wordt gedaan, dan denk ik: wat een geweldige organisatie. En wat vervullen deze mensen een belangrijke rol in de samenleving. Het maakt je helemaal blij als je daar een steentje aan bij kan dragen.”
U doneert ook aan de VVD.
„En daar kom ik ook eerlijk voor uit. Ik vind het belangrijk dat er fatsoenlijke partijen in dit land zijn, fatsoenlijke sociaal-democratische, christen-democratische en liberale partijen. De VVD heeft zich ook altijd ingezet voor minderheden. En oog gehad voor diverse groepen in de samenleving.”
De VVD, komma de partij van Halbe Zijlstra, de staatssecretaris van de drastische cultuurbezuinigingen.
„Ik denk niet dat het slecht is geweest dat de bezem een keer door een groot aantal subsidies is gehaald. In alle organisaties moet je zo nu en dan kijken: werken we efficiënt, wie doet wat en gaat dat nog goed.”
Door uw werk bent u veel in de VS. Daar is liefdadigheid door bedrijven gebruikelijker dan hier. En kan het een reden voor overheden zijn om te zeggen: de markt regelt het wel.
„Het is zorgelijk als dat gebeurt. Toen hier laatst weer een bezuinigingsronde was, ben ik bijgesprongen, ik heb toen een half jaar lang het salaris van één van de werknemers betaald. Die man werkte hier al twintig jaar, ik zei: dit is gewoon te gek voor woorden.”
Lees ook het opiniestuk van Menno Bosma en Roeland Muskens: Foute filantropen bedreigen de democratieMieke Kuipers: „Hij werkte al die jaren met moeilijk bereikbare jongeren en hun ouders, het is een sleutelfiguur die iedereen in de buurt kent. De resultaten van zijn werk waren goed, dat was het punt niet. Er was gewoon even geen geld meer voor. Dat zie je wel vaker: het resultaat is goed, maar het potje is leeg. We werken ook voortdurend met projectsubsidies. Die stoppen steeds en dan kun je weer opnieuw beginnen.”
Ernst Nijkerk: „Ik heb toen wel gezegd: ik doe dit niet langer dan zes maanden. Anders denken ze op het stadhuis straks: hij betaalt het wel weer. Je moet altijd uitkijken dat je niet de plaatsvervanger van de overheid wordt. Maar er moet wel continuïteit zijn in een organisatie, dat is essentieel. ”
In een wijk als deze is de tolerantie jegens homoseksuelen wellicht minder groot dan waar u woont. U bent zelf homoseksueel, ervaart u spanning tussen de verschillende projecten waar u zich voor inzet?
„Nee. Nee, helemaal niet. Niet bij mezelf, nee. Ik weet dat hier mensen wonen die niks te maken willen hebben met homo’s en lesbiennes, maar dan denk ik alleen maar: oké, dat is een feit, daar kun je je boos over maken, maar je kunt ook proberen te zorgen dat die mensen beter geïntegreerd raken. Misschien dat ze er dan op een gegeven moment anders over gaan denken. Ik loop niet te koop met wat ik doe, maar ik vertel het vaak wel aan jonge mensen. Dan zeg ik: joh, ik ken je al vanaf dat je zo was [hij houdt een hand op vijftig centimeter van de grond], jij komt er wel in het leven, maar naast je carrière in het bedrijfsleven moet je ook iets doen voor de samenleving, ik weet zeker dat je dat goed kan. Dat kan met geld, maar dat hoeft niet, het gaat erom dat je je ergens voor inzet. En je hebt er ook zelf wat aan, want je krijgt er een interessanter leven door. Er is hier een wereld voor mij open gegaan die ik anders niet had gekend.”